zaterdag 17 november 2007

3 Chinezen en 1 Japanner...

Het is ondertussen alweer eventjes geleden, er is hierdan ook zoveel te beleven dat ik niet elke dag in een cybercafé wil zitten :-) Zeker niet omdat ik stilaan geïrriteerd raak door deze pc.. onstabiele WiFi die te pas en te onpas uitvalt, verdomde security settings die het uploaden van foto's tegenhoudt, batterij die het niet lang volhoudt... maar soit.

Na onze portie bergen werd het weer tijd om frisse zeelucht op te snuiven, dus op naar Jackson Bay. Dit rustige dorp, volgens de reisgids en de brochures, zoueen uitstekende plaats zijn om zeehonden in het wild aan te treffen. Vol enthousiasme reden we 45 minuten langs een baan, waar we welgeteld 2 andere wagenstegenkwamen, die plots stopte voor een huis. Er hing een bord "the end of the road". Deze plaats bleek Jackson Bay te zijn, we stapten uit en keken wat rond,het leek alsof we in een spookdorp waren terecht gekomen. Van de 12 huizen die in het dorp stonden, bleken er zowaar 5 te koop te staan. Nergens een winkel ofeen café, alleen maar "the cray pot", een woonwagentje van je fish'n'chips kon eten, geserveerd door een norse vrouw.

Ik bemerk een afdak iets verderop en ga ernaartoe, het bleek een soort van informatiecentrum te zijn met enkele affiches van de geschiedenis van dit oord.Wat bleek? Een kleine 200 tot 250 jaar geleden verkondigden 2 mannen dat ze in deze streek goud hadden gevonden en er kwam een massale mensentoevloed naarhier, er werd een kolonisatieplan opgesteld, ruimtelijke structuurplannen werden opgemaakt, de geïmporteerde bewoners gingen Polen, Fransen, Ieren en Scandinaviërs worden,...

Enfin Jackson Bay zou een succesverhaal worden, ware het niet dat die 2 pipo's gelogen hadden (overal in Nieuw-Zeeland werd er indie periode goud gevonden, behalve in deze regio). Tot overmaat van ramp kenden de bewoners tijdens hun eerste jaren ongelooflijk slecht weer waardoor oogsten mislukten en honger en ziekte hun tol eisten. Het idee om deze kolonistenstad te steunen werd door de overheid opgegeven en de noodzakelijkeinfrastructuurwerken werden uitgesteld. Pas eind jaren '30 (lees 1930) kreeg deze havenplaats een pier/aanlegsteiger voor schepen en in 1965 werd de straataangelegd die ons tot hier bracht. Niet echt een levendige, bruisende stad dus. Ik kom op het idee om langs het strand heen zo naar de rotskanten en kliffen te stappen in de hoop enig "wildlife" te zien én ook voor sprintij weer terugaan wal te zijn. We wandelen over kleine keitjes, gladde platte stenen, kruipen onder laaghangende takken door, springen van de ene grote steen op de andere,krijgen natte voeten door ettelijke misstappen en plots worden we beloond voor onze moeite. Zonder dat ze het doorhad, stond Aline op nog geen 10 meter van een heuse zeehond die lag te zonnebaden op een rotsblok. Het beest stoorde zich geen moment aan onze aanwezigheid en ging door met zonnekloppen tot iewellicht honger begon te krijgen en na 20 minuutjes vlotjes de zee indook. Omdat de zee beetje bij beetje aan het opkomen was, repten we ons weer richting strand. Dicht in de buurt waar de camper stond, stootten we vlak voor het vertrek nog op het graf van een ongelukkige kolonist. "Als we dood zijn, groeit ergras op onze buik" luidt het gezegde, welnu voor deze kerel, waren het in elk geval hele mooie bloemen.

Terug de mobilhome in, nog snel iets eten alvorens er een lange rit zou volgen met eindbestemming Queenstown. Ik knabbel wat mee van Aline's zeewiercrackers, open een blikje heerlijke inlandse tonijn en besluit dit alles door te spoelen met een sarsaparilla-drankje. Als fervent striplezer in kinder- en jeugdjaren meende ik me te herinneren dat sarsaparilla het voedsel was van vele Smurfen, daarom dat ik dit 4-pack prompt kocht toen ik het opmerkte in de plaatselijkeDelhaize. Hoe het smaakt? Wel, denk aan de geur die hangt in een oude apothekerswinkel, zo ruikt het én proeft het ook! Speciaal... Ik drink het op en we kunnen vertrekken.

Tijdens de overzet van Wellington naar Picton hadden we het gezelschapgekregen van een bejaard koppel. Hij: voortdurend tips aan het geven over bergen en rotsen, je kon er geen speld tussen krijgen, zij: zwijgend en verderbreiend, tot ze uit het niets ook bleek kunnen te babbelen en ons meedeelde dat als we richting Queenstown gingen, we zeker moesten stoppen in Arrowtown."It's a nice little village" zei ze nog alvorens weer in stilzwijgen te vervallen en verder te breien. En inderdaad, het dametje had gelijk. Een 20-tal km voor Queenstown, kwamen we dat dorpje tegen. Het bleek een oud goudzoekersdorp te zijn, dat haast authentiek gebleven is, mits enige én noodzakelijkerevonatiewerken aan gevels en daken. Je kan het het best beschrijven als een far-west dorp uit een Lucky Luke-strip. De musea en winkels zijn al gesloten, we maken een kleine wandeling door het dorp, ik speur nog effe naar mogelijke "gold-nuggets" in de rivier en we ronden het blitzbezoek af omdat het al later wordt en we stilaandoorhebben dat Nieuw-Zeelanders met de kippen op stok gaan (de meeste keukens sluiten al om 21u).

We sjeezen rustig verder en komen toe in Queenstown. Dit wordt de adrenaline-stad genoemd, de stad van de ultieme kicks! Hier heb je een prachtig zicht opde vallei, de bergen, het skigebied, de rivieren, het meer,... als je een skyjump maakt. Uit een vliegtuig springen dus! Het lijkt me zeker iets te zijn, daarvoor zijn we ook naar deze plaats afgezakt. Het binnenrijden van Queenstown valt ons beiden héél erg tegen. Het is alsof je een Frans ski-oord binnenrijdt,nu is Queenstown ook wel een ski-stad, maar toch het lijkt artificieel. We zoeken een kampeerplaats, wat niet zo simpel blijkt. Dit is de eerste keer datwe zoveel moeite hebben om een deftig plaatsje te vinden, overal staan borden "no camping" of "no overnight stay". Blijkbaar is een camper niet "chique" genoeg voor deze stad.In the end vinden we een parkeerplaats, waar nergens plaatjes te bespeuren zijn die mogelijk kamperen verbieden. 's Morgens worden we gewekt door een misnoegde man die op elke kampeerwagen staat te beuken en ons vertelt dat dit een privé-plaats is en dat we ons uit de voeten moeten maken. Enige vorm van discussie met hem was totaal overbodig, we vertrekken. Slecht gezind parkeren we aan het meer.

Het is regenachtig en grijs buiten. Hoe graag ik ook wou springen, deze stad gaat aan mij vandaag geen geld verdienen, als ik een som geld moet neertellen voor zo'n sprong, dan alleenals ik ook iets kan zien buiten wolken en mist. Ik drink 2 tassen koffie om goed wakker te worden en van mijn ochtendhumeur af te geraken. Koffie die me enkeleminuten nadien richting toilet stuurt. Ik open de deur van onze wagen, stap uit en stap 5 meter richting openbaar toilet. Mijn voorkeur gaat uit naar zo'n potdan dat kleine hok in onze camper, waar ik benepen zit en kramp in mijn knieën krijg. In Queenstown blijken de openbare toiletten heel geautomatiseerd te zijn,2 drukknoppen die een glijdeur openen en sluiten en lichtjes die aangeven of het toilet al dan niet in gebruik is.

Enfin, stilaan verlost van enige humeurigheid, das wat telt. Ik begin me nadien terug te enerveren in het feit dat die wc-rol-verdeler ook automatischblijkt te werken. 1 druk op een knop = 1 velletje papier. Plots verschiet ik me een bult, er weerklink een stem in het wckotje.."you've exceeded your excell'lootime, please leave the cabin. Gatverdamme! Hier kan een mens zelfs niet op zijn gemak kakken!Aangezien Aline even enthousiast is als ik over Queenstown, besluiten we een internetcafé op te zoeken, wat mails te checken, de blog up te daten, schrijven we enkele postkaartjes en vertrekken kort na de middag naar het zuiden van het zuidereiland.

Op weg naar Invercargill komen we bordjes tegen met plaatsnamen als daar zijn: Clinton en Gore, en rijden we doorheen een dorpje Centre Bush. Geloof meof niet, maar het is zo! Nadat we het info-centrum van de stad bezocht hebben, bel ik naar James. James is een Kiwi en vriend van mijn vader."Am I at James Molnar's house?", "yes", "hello sir, my name is Sander and I'm from Belgium; a couple of years ago you met my father..." Ik kon mijn zin nietafmaken, want het klonk "Ooh Luke" aan de andere kant van de lijn. We spraken af dat we mekaar de 20e november zouden bellen voor een bezoekje en thee in Wellington. Ik heb wel een paar keer "excuse me" of "sorry" moeten zeggen, soms vanwege de slechte verbinding, soms vanwege het Nieuw-Zeelands Engels. Of zoals James opmerkte: "don't worry mate, we speak too fast and mumble, that's New-Zealand" Invercargill, een onbeduidend stadje waar industrie en woonwijken door mekaar lopen, vormt de toegangspoort tot "the Catlins".

The Catlins is een streek, zuidoosten van de onderkant van het zuidereiland en is één van de dunst bevolkte gebieden van Nieuw-Zeeland. Kenmerkend voor deze streek zijn de bomendie scheef groeien. euh? hoor ik je al denken? Hier komen de winden (neen niet diegene die stinken), de Antarctische winden (die van de zuidpool dus) aanland en beuken in op het land, constant, met als gevolg dat de bomen hier weinig of geen kans krijgen om zich recht te houden. Het is best wel een grappig zicht, langs de ene kant zie je een grauw grijze , bijna verdorde boom en aan de andere zijde een fel groene boom. Tijdens onze rondrit tussen deze bomen, zedoen me denken aan bomen uit een tekenfilm die tot leven kunnen komen, met hun grillige vormen en rare takken zien ze er in het schemerdonker best griezeliguit, tijdens die rondrit valt Aline's batterij toch wel niet uit, die van haar camera. Gelukkig bevinden we ons in de buurt van het enige dorp met wat omvangen gaan daar iets eten en laden tegelijkertijd de batterij op. Een uurtje later rijden we door en zoeken een slaapplaats.

's Morgens wordt duidelijk waar we de nacht hebben doorgebracht. Vlakbij het scheepswrak "Ino", waarvan we de overblijfselen nog in het zand zien bovensteken.Deze kust is/was een ware hel voor schepen, met kliffen en zandbanken à volonté. Niet verwonderlijk dat zich hier enkele historische scheepsrampen voorgedaan hebben. Catlins: dat betekent ook pinguïns, robben, vogels,... én ook de befaamde gravel roads. Zelfs hoofdwegen bestaan hier enkel uit zand en steentjes.Ik begin heel voorzichtig deze banen te verkennen; niet sneller dan 50km/u, uitkijken voor putten in de weg en bollen maar. We beginnen aan onze Catlins-roadtripmet een bezoek aan een vuurtoren waar er ook zeeleeuwen zouden rondhangen. Het klopte ook nog, bij het opwandelen van het strand zien we er eentje languit in de zon liggen, tot er een ander mannetje bronstig afkomt en deze op zijn beurt het water injaagt. Zo'n beesten kunnen serieus brullen als ze kwaad zijn!In totaal zien we er 4. 3 daarvan op het strand, eentje lag in de duinen tussen het gras. We wandelen nadien door enkele schapenweides op zoek naar het massagraf van de slachtoffers van de SS Tararua, het stoomschip dat eind 1800 voor deze kust op een klif liep en verging. Van de bijna 200 opvarenden werdener niet meer dan 20 gered. Sinds deze ramp werden de Nieuw-Zeelandse zeevaartvoorschriften strenger voor burgerschepen en werd de invoering van reddingsloepenvoor alle passagiers van kracht.

Nu gaat het richting Slope Point, het meest zuidelijke punt van het Zuidereiland. De klassieke foto wordt genomen bij het wegwijzertje en pikken ook mee hoe een schapenboer zijn lammeren merkt. Een knip uit de oren, telkens op dezelfde plaats. Vergelijkbaar met het brandmerken van koeien in de far west.

Volgende stop zou het "petrified forest" zijn. Ondertussen begin ik deze gravel roads te appreciëren, deze 6,6 meter lange camionette leent zich met zijnruime wielbasis uitstekend voor dit soort ondergrond. Zachtjes schuivend over de keitjes door dit bochtige parcours laat ik telkens een heuse stofwolk achter ons, New-Zealand here we are! Het voelt een beetje zoals een stage spelen in het uiterst onderhoudende race-game "Colin McRae Rally". Een stage die bestaat uit 20% tarmac en 80% gravel. heerlijk! We komen na een leuke rit toe bij het gefossilleerde bos. Of wat er van overblijft tenminste :-) Petrified forest is eigenlijk een versteend woud, het dateert vanuit de Gondwana-periode (dit is een oercontinent van zo'n 160 miljoen jaar geleden, het omvatte Australië, Nieuw-Zeeland, Antartica, India, Afrika en Zuid Amerika, alvorens zich uiteindelijk te splitsen en door middel van platentectoniek de huidige continenten, zoals we ze heden kennen, te vormen) Platentectoniek,het is sinds het 5e middelbaar geleden dat ik deze term nog gebruikt heb (De Winne, weet je nog?)Het gebied staat onder permanente videobewaking om fossielkappers tegen te houden.

Op het versteende strand herkennen we boomwortels en zien we afdrukken van boomstammen en takken.Op een bepaald ogenblik bemerk ik in de verte een huppelende geeloog-pinguïn, ik doe teken aan Aline en wijs met de vinger richting het beest. Blijkbaar werd dit teken ook opgemerkt door een bejaard, irritant Brits vrouwmens, dat luidkelend begon te roepen tegen haar seniele man: "Barry, Barry, look a penguin" en prompt zetten ze het op een spurten. Hoe sukkelachtig ze voordien over de rotsen wandelen, des te makkelijker hadden ze het nu! Ze renden werkelijk achterhet arme beest aan, de borden "please give them distance" totaal negerend. Weg met de reumatiek, gedaan met de jicht, verschot in de rug was verdwenen, en maar crossen. Die pinguïn dook de struiken in, maar zelfs daar was ie niet veilig, want beide dwaashoofden besloten om tussen de bosjes te gaan zoeken naardat beestje."Als één van hen hier nu uitglijdt op de rotsen, dan hoop ik dat ze enkele botten breken, want ik laat ze toch kermend achter!" Klote-Britten! Nu snap ik waarom de enige Brit die ik kan appreciëren, John Lydon, in Amerika is gaan wonen! Generaties lang inteelt bij die eilandbewoners levert dit soort leeghoofdenop! En is ook de reden waarom de wildlife-viewing restricties hier steeds strenger worden! Opgelucht dat die klootzakken nix meer gezien hebben, besluiten we vanop veilige afstand af te wachten tot het doodsbange beest zich terug durft te vertonen.

Aline houdt zich bezig met haar camera, ik zet het op een zoeken, tussen de losse stenen, naar mogelijke fossielen. Honderden stenen keer ik om en vind na een tijdje een leuk souvenir. Een stuk versteende houtstronk in de vorm van een leeuw, mijn dierenriemteken! Kort na deze vondst komt de pinguïn uit de bosjes en nog steeds op de hoede voor zijn onnozele achtervolgers van daarjuist, begeeft ie zich huppelend naar het water.

Nugget Point: volgende halte. Wij rijden een klif tegemoet en parkeren onze camper waar het baantje stopt. Vanaf nu moeten we te voet verder. Ook hier siert een vuurtoren de top, het is een blijft een gevaarlijke plaats voor scheepvaart, dat is duidelijk. Hier zien we vanop een hoogte hoe bontzeehonden voor hun jongen zorgen. We installeren ons in een uitkijkcabine en wachten tot we geeloog-pinguïns zien. We zien er maar 3, alwaar omdat een paar onnozelaars het nodig vinden om met hun knalrode windjacks duidelijk in het zicht van de beesten te gaan staan ipv in het daarvoor geschikte kotje te gaan kruipen.Het begint te schemeren en we moeten nog richting Dunedin.

Ken je die mop van die 3 Chinezen en de Japanner? Neen? Wel er waren eens 3 Chinezen in een grijze auto, die op een lente-avond aan wildlife-spotting gingendoen. Na dit alles begonnen ze aan de lange, slingerende afdaling over een gravel road. Blijkbaar voelde Chinees-chauffeur zich in een goede bui, hij was immers op stap met 2 vrouwen en ging vlotjes over de keitjes. Tot hij een bocht aansneed en ik denk, o-oh dit komt niet goed. Terwijl ik nog deze gedachtengangmaakte, nam ie zijn bocht veel te wijd en maakte de Japanner een kleine slingerbeweging. Duidelijk achterwielaandrijving! En het ging van links naar rechts, wij lagen al in een deuk van het lachen en dan moest het nog beginnen; die kerel maakte de grootste fout wat je kan doen als je op een gravel road, in een bocht aan het slippen raakt: REMMEN! De wagen draait zo'n 270° en komt vlak voor een strandhuis tot stilstand. Hi-la-risch! Iets verder dan dat huis stond een bord, Kaka-point: 2km. "Tja, bij die Chinezen zal het geen 2 km meer zijn" zeg ik en we lachen nog geruime tijd door.

We komen aan in Dunedin, zoeken een kampeerplaats, onze watertank is immers helemaal leeg en heeft dringend nood aan een refill. We kraken een flesje wijnen slapen in en lekker uit. Dunedin, het Gaelic voor Edinburgh, is een stadje gecreëerd door Schotse kolonisten en dat is er aan te zien ook. Weiland en veldenworden hier niet meer gescheiden door de gekende afsluiting met paaltjes en draad, maar met stenen op elkaar gestapeld tot een muurtje van een meter hoog.Het stadscentrum zullen we 's avonds verkennen, eerst gaan we naar Otage Peninsula, het schiereiland bij Dunedin, waar zich het oudste, maar ook enige kasteel van Nieuw-Zeeland bevindt. Een bescheiden kasteel, dat me niet helemaal kan bekoren alsook een botanische tuin met inheemse bomen en planten. Na dit bezoekje gingen we naar een albatros-kolonie, die zich bevond op de top van een klif en in de schaduw van , ja hoor, alweer een vuurtoren. Grillige kust hier :-)Het is het broedseizoen voor deze beesten en alles is afgesloten, toch komt een commercieel-gezinde albatros af en toe boven onze hoofden vliegen.3 meter spanwijdte, het is indrukwekkend.
Het centrum van Dunedin wordt verkend. Mij lijkt het een aangename stad, Aline is minder overtuigd. We wandelen wat rond, doen ook wat boodschappen en rijden naar Oamaru, waar we een Blue Penguin Colony zouden aantreffen. Het is al laat als we Dunedin uitrijden en vergeten te tanken.

Onderweg stoppen we in Moeraki.Daar liggen de Moeraki Boulders, bijna perfecte stenen bollen, zomaar op één plaats op een enorm lang strand. De bollen spatten na verloop van tijd uit elkaaren vallen uiteen in stukken steen die langs de binnenkant eruitzien alsof ze met Pattex aan elkaar gelijmd zijn. We zien de sandflies zo op en neer springenen haasten ons terug naar de wagen, we hadden ons niet ingesmeerd met een repellent-spray. Onderweg komen we nog enkele tankstations tegen, die gesloten zijnen die geen bankkaarten aanvaarden. Ik ben er gerust in dat we Oamaru nog gaan halen, Aline iets minder. "Desnoods overnachten we op de parking van een tankstation"zeg ik. 5 minuutjes later rijden we het stadje binnen en vinden nog een BP-tankstation dat open is. Ik tank 67,5 liter diesel, onze tank is 70 liter groot :)We bekijken de kaart op zoek naar een slaapplaats en de man van het pompstation begint stilaan op te ruimen om te sluiten. Klok geeft 21.55 weer.

's morgens begeven we ons naar de blauwe pinguïn kolonie. De blauwe pinguïn is de kleinste der pinguïns, zo'n 30 cm groot en 1kg zwaar. Blauwe bovenkant (zo ziet een mogelijk roofdier van boven moeilijk het verschil tussen de zwemmende pinguïn en het water, en witte onderkant, zo komen de vissen naar hem toe als ieboven hen zwemt. Oamaru was ooit een florisserende havenstad met steengroeve tot deze totaal achtergelaten werd eind jaren '40 door de complete verzandingvan de haven. Na 35 jaar werd er eindelijk besloten om grote kuis te houden en de verroeste machines van haven en steengroeve te verwijderen. Tot hungrote verbazing hadden tientallen pinguïns zich ingegraven onder oude steengroeve-machines. De werktuigen werden weggehaald, de boel werd proper gemaakt enenkele groene jongens staken de handen bij elkaar en stichten een onderzoekscentrum. Voor beelden van deze merkwaardige beestjes:
http://www.penguins.co.nz

Na onze rondleiding wacht ons terug een lange rit naar Kaikoura, waar Aline met dolfijnen gaat zwemmen en waar we whale-watching gaan doen. Christchurch, een stad die als ontstaansreden had het overbrengen van een streng gelovig Anglicaans regime met normen en waarden in Nieuw Zeeland, en waar eigenlijkniets speciaals te zien valt, laten we aan ons voorbij gaan. Wildlife zegt ons duidelijk meer dan de meest Britse stad van dit land, en gelijk hebben we!

tot later!


Geen opmerkingen: