zaterdag 24 november 2007

Wellington-Sydney

Na Kaikoura reden we door naar Blenheim, het wijnstadje bij uitstek in de Marlborough-streek. We bezochten het Lawsons Dry Hill domein, waarvan we een lekker wijntje proefden enkele maanden geleden in een restaurant in Lennik (dat is België). Sloegen een kleine voorraad in en bolden naar Picton, alwaar we de dag doorbrachten, kuierend door de straatjes in afwachting van de overzet naar Wellington.
Eenmaal daar aangekomen, belde ik naar James, een vriend van mijn vader. We spraken ergens af. Terwijl ik een sigaretje op een parking van een tankstation stond te roken en Aline nog rap een plasje was gaan maken, reed er een witte (nou ja, onder de lading uiteengespatte vliegen en muggen dan) break de parking op. Ik dacht bij mezelf,is dut nu James?, tot ik volledige zekerheid had omdat zijn nummerplaat de naam "Molnar" droeg :-)
Een vrolijk gezinde man stapte uit, begroette ons en zei dat we hem moesten volgen. Aangekomen in zijn huis maakte hij ons een lunch klaar, mossels & schelpen! "I don't know if you'll like them, but your father loved them" Nog nooit zo snel iemand mosselen weten klaarmaken, na 10 minuten stond het maal op tafel en werd het voorstel gedaan om de komende 2 dagen bij hem te maffen. Some kiwi-hospitality!
James moest door, hij had wat werken op te hangen in de archieven van Nieuw-Zeeland. Wij gingen de camper terugbrengen, spraken af met James ..... (ik heb geen tijd meer om verder te typen, rest van verhaal volgt als we terug zijn in België), zitten nu in Sydney enkele uren vooraleer ons vliegtuig richting België gaat vertrekken. Plaats nog wat foto's online en dan zijn we weg!

maandag 19 november 2007

Een dagje in Kaikoura..

Wat oorspronkelijk een van mijn hoofddoelen was in Nieuw-Zeeland, en k gereserveerd had voor het stadje Kaikoura,nl. zwemmen tussen wilde dolfijnen. Oorspronkelijk gepland onmiddellijk na onze aankomst op het zuidereiland, en dan uitgesteld, haast geschrapt door tijdsnood, en uiteindelijk terug opde kaart geplaatst toen we gisterenavond de 17de in Kaikoura aankwamen en k het allerlaatste plaatje voor de attractie nog had kunnen bemachtigen. Het had niet veel gescheeld of ik had de kans niet kunnen krijgen. Het was per slot van rekening weekend, en het aantal toeristen begint toch al op te lopen. Dit hadden we o.a. opgemerkt door een groter aantal "trage" campervans op de baan, en de uithangbordjes van de talrijke Bed & Breakfast, campings en holiday parken waarop no vacancy stond.Soit, terug naar mijn dolfijnen. Ik had dus nog op het nippertje nummer 13 aan boord van het schip kunnen bemachtigen, al zou ik er wel om 5.OO s morgens voor moeten opstaan.

Toch enigszins een beetje spijt na mijn ja-zeggen en het vlot uitreiken van mijn visa-kaart voor bevestiging. Wat als er geen dolfijnen zouden zijn? Wat als het zo ijskoud water zou zijn? zouden er haaien in de buurt zwemmen? op al deze vragen kreeg k na een slapeloze nacht al snel een antwoord. De volgende morgen (na een fantastische zonsopgang -toch al één voordeel van zo vroeg op te staan-) voegde k mij bij de menigte. Deze bestond overwegend uit vrouwelijke leeftijdsgenoten. Zoals meisjes en paarden goed klikken, zal dit dolfijn-gedoe blijkbaar ook zoiets zijn. Sander? Die kwam in dit verhaaltje nog niet voor aangezien k mijn schat in de campervan heb achtergelaten zodat hij eindelijk kon inslapen. Na verzameld te hebben, kregen we een wetsuit inclusief duikbril, snorkel en zwemvliezen toebedeeld, vooraleer we ons naar de boot zouden begeven. Mijn vraag over het ijskoude water was prompt beantwoord. Van kop tot teen ingepakt had k er één woord voor: breath-taking. Het water was zo'n 13°, dus zwemmen zou zeker de boodschap zijn. Van het center naar de bus, van de bus op de boot, van de boot (na 15min de horizon te hebben afgespeurd naar dolfijnen) in het water. De hoorn van de boot had juist geblazen, (dwz dat de schroeven niet meer draaiden, en het voor ons veilig was). Voor k mij in het koude water begaf had de "skipper" nog bevestigd dat er geen haaien waren. Mijn vragen waren opgelost, klaar voor de human intervention in de natuurlijke omgeving van de Dusky dolfijnen.

Deze dolfijnen zijn tussen de 1.70-1.80m groot, en wegen ook zoiets tussen 70-80kilo. Als een van de kleinste van hun soort worden ze ook wel "the acrobats of the sea" genoemd. Geen salto is hun vreemd, evenmin hun 1m hoogte uit het water te springen. Deze dolfijnen komen grotendeels alleen voor in Nieuw-Zeeland, de zuidkust van Zuid-Amerika, Afrika en Australië. Wild? JA nieuwsgierig? Enorm en natuurlijk een beetje uitslovers voor hun kunstjes. Dit was de echte dolfijn in zijn eigen natuurlijke omgeving, en niet de flipper uit het dolfinarium van het Boudewijnpark.
In het water dat zoals k al zei best wel koud was, was k dit al snel vergeten bij het zien van het tiental dolfijnen in mijn buurt. Verbluft over de enkele meters, en later centimeters dat er tussen hen en mij zat, herinnerde k mij nog de woorden van de skipper. "To see dolphins, is a privilege and not a right. You have to entertain them, to make them interested in you". How hard can it be to be as dolphin-like as them?? Goed, handen naast het lichaam, geluidjes maken door mijn snorkel en in dolfijnenslag door het water. En Warempel ze bleven in de buurt, terwijl k hun bewegingen probeerde te volgen, al was het maar in cirkeltjes, of in een korte achtervolging. Ze kwamen zo dicht rond mij zwemmen dat k in de verleiding kwam hun vin te pakken en mij mee te laten slepen, zoals een echte whale rider. Echter het kwam niet verder dan oogcontact, wat mij toch al twee vriendjes opleverde. Eentje vol met littekens, die k in de minuten erna nog goed kon herkennen wanneer hij afkwam op mijn ge-toeter en we samen een cirkeltje draaide, en een tweede met drie witte putjes in zijn vin. Achteraf gezien bleken deze littekens door de andere dolfijnen van de kolonie te zijn geweest, wanneer ze aan het spelen waren.

De koude was k vergeten, alleen het af en toe teveel water in mijn snorkel bracht mij terug bij mijn positieven dat k wel degelijk geen van hen was. Ondanks het spuitgat, en de vinnen, ze hebben me keer op keer verslagen. Maar de interesse was er wel. Na eindeloze minuten werden we terug naar de boot geroepen, ergens waren mijn tenen gevoelloos geworden van de koude, en vond k het niet erg. Maar toch het snakte naar meer. De boot vaarde wat verder, en we mochten nog een tweede keer het water in tussen een andere kudde. Deze keer met meer ongemakken zoals kramp in de kuiten en water in de duikbril, was het een beetje minder, maar elke keer dat k het hoofd onder water stak was het weer van "ooh- wauw" (tussen het getoeter door). Terug aan boord..snel omkleden, warme choco,.. en van voor op de boot plaatsgenomen om fotootjes te gaan nemen. En al houd k mij er wat mee bezig, vind k dat voor een amateur-wildlife-spotter k het er niet slecht vanaf heb gebracht.. See for yourself tussen de foto's. Maar met wat hulp van de kunstjes van de dolfijnen, de achtergrond van de bergen bedekt met sneeuw, het zonnetje ondertussen hoog, blauwe hemel, en een telelens van 300mm was dit niet zo moeilijk.

Voordat we het allemaal beseften, was het avontuur ten einde.. en stond k alleen nog een warme douche te nemen in het dolphine center. Aangezien de douche in de camper het niet dat van dat is (zeker niet met maar een waterreservoir van 85 liter) was deze douche uiterst welgekomen. Sander daarna wakkergemaakt en verhalen verteld, terwijl we ondertussen reden naar een kleine pick-nick area in de buurt. Het was kwart voor elf.
In de namiddag hadden we nog een whale cruise gepland, waarbij we met een katamaran mee de zee dieper opgingen op zoek naar potvissen, orka's en andere dolfijnsoorten. Ook hier boden ze garantie als er geen dier te bespeuren was, maar we waren weer bij de gelukkigen.. 3 potvissen hebben we zien bovenkomen om lucht te happen voordat ze hun staarten in slow motion in de lucht gooiden om zich terug naar de diepte te begeven. Voor de crew geen onbekende want Little Nick (kleine nek) en Rua (met zekere groeven op haar zij). Machtige beesten van zo een 18meter lang, en het was een combinatie van het turen naar de horizon, hun blowholes (het lucht spuiten uit hun spuigaten) te vinden, ernaar toe te varen en te wachten tot ze terug naar de bodem afzakten en hierbij hun staart tentoonstelde. De golven waren 1m tot 1,5m hoog, en sommige mensen hebben geen walvis gezien omdat ze zeeziek in een hoekje kropen met bijpassend kkotszakje. Wij blij dat we toch merendeel aan het dek mochten blijven. De kapitein, haalde af en toe een mega-stok uit, wat blijkbaar een sonar-instrument bleek om walvissen op te sporen. Zo doen ze dat dus.:o)

Na de potvissen terug naar de dusky dolphins.. Nog acrobatischer en uitbundiger dan deze morgen begaven ze zich weer in de buurt van de boot, en kregen weer het serietje "ooh - Wauw" van het publiek. iets waar ze het blijkbaar graag voor deden want ze herhaalden hun kunstjes meerdere malen achter mekaar opdat toch iedereen zijn cameraatje klaar had staan om er een fotootje van te pakken.. Op de terugweg lieten ze nog eventjes een filmpje zien met mogelijke wild-life beelden die we nu gemist hadden,i.e. orka's andere dolfijnen, haaien,.. Een beetje om ons te verdoven dat we wel degelijk een goede trip hadden gemaakt doordat we de kans hadden gekregen 3 potvissen en een kolonie duskies te zien..maar ergens had k er nog wat meer van verwacht. Maar soit, het zonnetje scheen (voor de eerste keer eens warm genoeg om wat te zonnen), nog een terrasje in Kaikoura, een glaasje wijn van de streek (Marlborough, maar daarover later meer).

Sander merkte nog op dat zonder beesten dit stadje waarschijnlijk niet op de kaart van Nieuw-Zeeland zou staan. Ik merkte nog op dat je het ook niet vaak zag dat de bergen met sneeuw zo langs het strand zag, en de zon eens niet onderging op het water aangezien we ons op de oostkust bevonden. Sander herhaalde: Dat gaat ook vervelen. We namen onze spulletjes bijeen en rijden momenteel door naar Blenheim, stad van de wijn midden in de Marlborough streek (een streek die ook bij ons in de GB en Delhaize word geapprecieerd). Mijn dag kon niet meer stuk.

Voor het verleden heeft Sander vooral getijpt,dus k ga er niet verder over uitwijden. Alleen nog dit, de precies halfomgewaaide bomen in Catlins waren echt super om te zien. Maar dat was ook al een hoofddoel van de reis, terwijl k queenstown echt zag als een "hier moeten we door, maar k heb geen zin om er lang te blijven". K heb er mij enkel voorzien met wat extra warme kleren, ondanks hun merino-producten die redelijk prijzig zijn, viel het voor de rest goed mee om twee fleece-pulls op de kop te tikken. Ik zou geen kou meer hebben, en dat heeft mij de volgende nachten alleszins een betere nachtrust bezorgd. Uiteindelijk was k veel te licht gepakt en gezakt voor deze reis. Die keer dat k gecheckt had voor het vertrek naar een idee van temperatuur was het 25 graden. Iets wat achteraf maar een paar vroegzomer dagen waren.

Hopelijk was vanaf die blauwe lucht in Kaikoura nu de trend gezet naar meer zonnig weer.

zaterdag 17 november 2007

nog een MEGA-foto update!

kijk & geniet mee!

3 Chinezen en 1 Japanner...

Het is ondertussen alweer eventjes geleden, er is hierdan ook zoveel te beleven dat ik niet elke dag in een cybercafé wil zitten :-) Zeker niet omdat ik stilaan geïrriteerd raak door deze pc.. onstabiele WiFi die te pas en te onpas uitvalt, verdomde security settings die het uploaden van foto's tegenhoudt, batterij die het niet lang volhoudt... maar soit.

Na onze portie bergen werd het weer tijd om frisse zeelucht op te snuiven, dus op naar Jackson Bay. Dit rustige dorp, volgens de reisgids en de brochures, zoueen uitstekende plaats zijn om zeehonden in het wild aan te treffen. Vol enthousiasme reden we 45 minuten langs een baan, waar we welgeteld 2 andere wagenstegenkwamen, die plots stopte voor een huis. Er hing een bord "the end of the road". Deze plaats bleek Jackson Bay te zijn, we stapten uit en keken wat rond,het leek alsof we in een spookdorp waren terecht gekomen. Van de 12 huizen die in het dorp stonden, bleken er zowaar 5 te koop te staan. Nergens een winkel ofeen café, alleen maar "the cray pot", een woonwagentje van je fish'n'chips kon eten, geserveerd door een norse vrouw.

Ik bemerk een afdak iets verderop en ga ernaartoe, het bleek een soort van informatiecentrum te zijn met enkele affiches van de geschiedenis van dit oord.Wat bleek? Een kleine 200 tot 250 jaar geleden verkondigden 2 mannen dat ze in deze streek goud hadden gevonden en er kwam een massale mensentoevloed naarhier, er werd een kolonisatieplan opgesteld, ruimtelijke structuurplannen werden opgemaakt, de geïmporteerde bewoners gingen Polen, Fransen, Ieren en Scandinaviërs worden,...

Enfin Jackson Bay zou een succesverhaal worden, ware het niet dat die 2 pipo's gelogen hadden (overal in Nieuw-Zeeland werd er indie periode goud gevonden, behalve in deze regio). Tot overmaat van ramp kenden de bewoners tijdens hun eerste jaren ongelooflijk slecht weer waardoor oogsten mislukten en honger en ziekte hun tol eisten. Het idee om deze kolonistenstad te steunen werd door de overheid opgegeven en de noodzakelijkeinfrastructuurwerken werden uitgesteld. Pas eind jaren '30 (lees 1930) kreeg deze havenplaats een pier/aanlegsteiger voor schepen en in 1965 werd de straataangelegd die ons tot hier bracht. Niet echt een levendige, bruisende stad dus. Ik kom op het idee om langs het strand heen zo naar de rotskanten en kliffen te stappen in de hoop enig "wildlife" te zien én ook voor sprintij weer terugaan wal te zijn. We wandelen over kleine keitjes, gladde platte stenen, kruipen onder laaghangende takken door, springen van de ene grote steen op de andere,krijgen natte voeten door ettelijke misstappen en plots worden we beloond voor onze moeite. Zonder dat ze het doorhad, stond Aline op nog geen 10 meter van een heuse zeehond die lag te zonnebaden op een rotsblok. Het beest stoorde zich geen moment aan onze aanwezigheid en ging door met zonnekloppen tot iewellicht honger begon te krijgen en na 20 minuutjes vlotjes de zee indook. Omdat de zee beetje bij beetje aan het opkomen was, repten we ons weer richting strand. Dicht in de buurt waar de camper stond, stootten we vlak voor het vertrek nog op het graf van een ongelukkige kolonist. "Als we dood zijn, groeit ergras op onze buik" luidt het gezegde, welnu voor deze kerel, waren het in elk geval hele mooie bloemen.

Terug de mobilhome in, nog snel iets eten alvorens er een lange rit zou volgen met eindbestemming Queenstown. Ik knabbel wat mee van Aline's zeewiercrackers, open een blikje heerlijke inlandse tonijn en besluit dit alles door te spoelen met een sarsaparilla-drankje. Als fervent striplezer in kinder- en jeugdjaren meende ik me te herinneren dat sarsaparilla het voedsel was van vele Smurfen, daarom dat ik dit 4-pack prompt kocht toen ik het opmerkte in de plaatselijkeDelhaize. Hoe het smaakt? Wel, denk aan de geur die hangt in een oude apothekerswinkel, zo ruikt het én proeft het ook! Speciaal... Ik drink het op en we kunnen vertrekken.

Tijdens de overzet van Wellington naar Picton hadden we het gezelschapgekregen van een bejaard koppel. Hij: voortdurend tips aan het geven over bergen en rotsen, je kon er geen speld tussen krijgen, zij: zwijgend en verderbreiend, tot ze uit het niets ook bleek kunnen te babbelen en ons meedeelde dat als we richting Queenstown gingen, we zeker moesten stoppen in Arrowtown."It's a nice little village" zei ze nog alvorens weer in stilzwijgen te vervallen en verder te breien. En inderdaad, het dametje had gelijk. Een 20-tal km voor Queenstown, kwamen we dat dorpje tegen. Het bleek een oud goudzoekersdorp te zijn, dat haast authentiek gebleven is, mits enige én noodzakelijkerevonatiewerken aan gevels en daken. Je kan het het best beschrijven als een far-west dorp uit een Lucky Luke-strip. De musea en winkels zijn al gesloten, we maken een kleine wandeling door het dorp, ik speur nog effe naar mogelijke "gold-nuggets" in de rivier en we ronden het blitzbezoek af omdat het al later wordt en we stilaandoorhebben dat Nieuw-Zeelanders met de kippen op stok gaan (de meeste keukens sluiten al om 21u).

We sjeezen rustig verder en komen toe in Queenstown. Dit wordt de adrenaline-stad genoemd, de stad van de ultieme kicks! Hier heb je een prachtig zicht opde vallei, de bergen, het skigebied, de rivieren, het meer,... als je een skyjump maakt. Uit een vliegtuig springen dus! Het lijkt me zeker iets te zijn, daarvoor zijn we ook naar deze plaats afgezakt. Het binnenrijden van Queenstown valt ons beiden héél erg tegen. Het is alsof je een Frans ski-oord binnenrijdt,nu is Queenstown ook wel een ski-stad, maar toch het lijkt artificieel. We zoeken een kampeerplaats, wat niet zo simpel blijkt. Dit is de eerste keer datwe zoveel moeite hebben om een deftig plaatsje te vinden, overal staan borden "no camping" of "no overnight stay". Blijkbaar is een camper niet "chique" genoeg voor deze stad.In the end vinden we een parkeerplaats, waar nergens plaatjes te bespeuren zijn die mogelijk kamperen verbieden. 's Morgens worden we gewekt door een misnoegde man die op elke kampeerwagen staat te beuken en ons vertelt dat dit een privé-plaats is en dat we ons uit de voeten moeten maken. Enige vorm van discussie met hem was totaal overbodig, we vertrekken. Slecht gezind parkeren we aan het meer.

Het is regenachtig en grijs buiten. Hoe graag ik ook wou springen, deze stad gaat aan mij vandaag geen geld verdienen, als ik een som geld moet neertellen voor zo'n sprong, dan alleenals ik ook iets kan zien buiten wolken en mist. Ik drink 2 tassen koffie om goed wakker te worden en van mijn ochtendhumeur af te geraken. Koffie die me enkeleminuten nadien richting toilet stuurt. Ik open de deur van onze wagen, stap uit en stap 5 meter richting openbaar toilet. Mijn voorkeur gaat uit naar zo'n potdan dat kleine hok in onze camper, waar ik benepen zit en kramp in mijn knieën krijg. In Queenstown blijken de openbare toiletten heel geautomatiseerd te zijn,2 drukknoppen die een glijdeur openen en sluiten en lichtjes die aangeven of het toilet al dan niet in gebruik is.

Enfin, stilaan verlost van enige humeurigheid, das wat telt. Ik begin me nadien terug te enerveren in het feit dat die wc-rol-verdeler ook automatischblijkt te werken. 1 druk op een knop = 1 velletje papier. Plots verschiet ik me een bult, er weerklink een stem in het wckotje.."you've exceeded your excell'lootime, please leave the cabin. Gatverdamme! Hier kan een mens zelfs niet op zijn gemak kakken!Aangezien Aline even enthousiast is als ik over Queenstown, besluiten we een internetcafé op te zoeken, wat mails te checken, de blog up te daten, schrijven we enkele postkaartjes en vertrekken kort na de middag naar het zuiden van het zuidereiland.

Op weg naar Invercargill komen we bordjes tegen met plaatsnamen als daar zijn: Clinton en Gore, en rijden we doorheen een dorpje Centre Bush. Geloof meof niet, maar het is zo! Nadat we het info-centrum van de stad bezocht hebben, bel ik naar James. James is een Kiwi en vriend van mijn vader."Am I at James Molnar's house?", "yes", "hello sir, my name is Sander and I'm from Belgium; a couple of years ago you met my father..." Ik kon mijn zin nietafmaken, want het klonk "Ooh Luke" aan de andere kant van de lijn. We spraken af dat we mekaar de 20e november zouden bellen voor een bezoekje en thee in Wellington. Ik heb wel een paar keer "excuse me" of "sorry" moeten zeggen, soms vanwege de slechte verbinding, soms vanwege het Nieuw-Zeelands Engels. Of zoals James opmerkte: "don't worry mate, we speak too fast and mumble, that's New-Zealand" Invercargill, een onbeduidend stadje waar industrie en woonwijken door mekaar lopen, vormt de toegangspoort tot "the Catlins".

The Catlins is een streek, zuidoosten van de onderkant van het zuidereiland en is één van de dunst bevolkte gebieden van Nieuw-Zeeland. Kenmerkend voor deze streek zijn de bomendie scheef groeien. euh? hoor ik je al denken? Hier komen de winden (neen niet diegene die stinken), de Antarctische winden (die van de zuidpool dus) aanland en beuken in op het land, constant, met als gevolg dat de bomen hier weinig of geen kans krijgen om zich recht te houden. Het is best wel een grappig zicht, langs de ene kant zie je een grauw grijze , bijna verdorde boom en aan de andere zijde een fel groene boom. Tijdens onze rondrit tussen deze bomen, zedoen me denken aan bomen uit een tekenfilm die tot leven kunnen komen, met hun grillige vormen en rare takken zien ze er in het schemerdonker best griezeliguit, tijdens die rondrit valt Aline's batterij toch wel niet uit, die van haar camera. Gelukkig bevinden we ons in de buurt van het enige dorp met wat omvangen gaan daar iets eten en laden tegelijkertijd de batterij op. Een uurtje later rijden we door en zoeken een slaapplaats.

's Morgens wordt duidelijk waar we de nacht hebben doorgebracht. Vlakbij het scheepswrak "Ino", waarvan we de overblijfselen nog in het zand zien bovensteken.Deze kust is/was een ware hel voor schepen, met kliffen en zandbanken à volonté. Niet verwonderlijk dat zich hier enkele historische scheepsrampen voorgedaan hebben. Catlins: dat betekent ook pinguïns, robben, vogels,... én ook de befaamde gravel roads. Zelfs hoofdwegen bestaan hier enkel uit zand en steentjes.Ik begin heel voorzichtig deze banen te verkennen; niet sneller dan 50km/u, uitkijken voor putten in de weg en bollen maar. We beginnen aan onze Catlins-roadtripmet een bezoek aan een vuurtoren waar er ook zeeleeuwen zouden rondhangen. Het klopte ook nog, bij het opwandelen van het strand zien we er eentje languit in de zon liggen, tot er een ander mannetje bronstig afkomt en deze op zijn beurt het water injaagt. Zo'n beesten kunnen serieus brullen als ze kwaad zijn!In totaal zien we er 4. 3 daarvan op het strand, eentje lag in de duinen tussen het gras. We wandelen nadien door enkele schapenweides op zoek naar het massagraf van de slachtoffers van de SS Tararua, het stoomschip dat eind 1800 voor deze kust op een klif liep en verging. Van de bijna 200 opvarenden werdener niet meer dan 20 gered. Sinds deze ramp werden de Nieuw-Zeelandse zeevaartvoorschriften strenger voor burgerschepen en werd de invoering van reddingsloepenvoor alle passagiers van kracht.

Nu gaat het richting Slope Point, het meest zuidelijke punt van het Zuidereiland. De klassieke foto wordt genomen bij het wegwijzertje en pikken ook mee hoe een schapenboer zijn lammeren merkt. Een knip uit de oren, telkens op dezelfde plaats. Vergelijkbaar met het brandmerken van koeien in de far west.

Volgende stop zou het "petrified forest" zijn. Ondertussen begin ik deze gravel roads te appreciëren, deze 6,6 meter lange camionette leent zich met zijnruime wielbasis uitstekend voor dit soort ondergrond. Zachtjes schuivend over de keitjes door dit bochtige parcours laat ik telkens een heuse stofwolk achter ons, New-Zealand here we are! Het voelt een beetje zoals een stage spelen in het uiterst onderhoudende race-game "Colin McRae Rally". Een stage die bestaat uit 20% tarmac en 80% gravel. heerlijk! We komen na een leuke rit toe bij het gefossilleerde bos. Of wat er van overblijft tenminste :-) Petrified forest is eigenlijk een versteend woud, het dateert vanuit de Gondwana-periode (dit is een oercontinent van zo'n 160 miljoen jaar geleden, het omvatte Australië, Nieuw-Zeeland, Antartica, India, Afrika en Zuid Amerika, alvorens zich uiteindelijk te splitsen en door middel van platentectoniek de huidige continenten, zoals we ze heden kennen, te vormen) Platentectoniek,het is sinds het 5e middelbaar geleden dat ik deze term nog gebruikt heb (De Winne, weet je nog?)Het gebied staat onder permanente videobewaking om fossielkappers tegen te houden.

Op het versteende strand herkennen we boomwortels en zien we afdrukken van boomstammen en takken.Op een bepaald ogenblik bemerk ik in de verte een huppelende geeloog-pinguïn, ik doe teken aan Aline en wijs met de vinger richting het beest. Blijkbaar werd dit teken ook opgemerkt door een bejaard, irritant Brits vrouwmens, dat luidkelend begon te roepen tegen haar seniele man: "Barry, Barry, look a penguin" en prompt zetten ze het op een spurten. Hoe sukkelachtig ze voordien over de rotsen wandelen, des te makkelijker hadden ze het nu! Ze renden werkelijk achterhet arme beest aan, de borden "please give them distance" totaal negerend. Weg met de reumatiek, gedaan met de jicht, verschot in de rug was verdwenen, en maar crossen. Die pinguïn dook de struiken in, maar zelfs daar was ie niet veilig, want beide dwaashoofden besloten om tussen de bosjes te gaan zoeken naardat beestje."Als één van hen hier nu uitglijdt op de rotsen, dan hoop ik dat ze enkele botten breken, want ik laat ze toch kermend achter!" Klote-Britten! Nu snap ik waarom de enige Brit die ik kan appreciëren, John Lydon, in Amerika is gaan wonen! Generaties lang inteelt bij die eilandbewoners levert dit soort leeghoofdenop! En is ook de reden waarom de wildlife-viewing restricties hier steeds strenger worden! Opgelucht dat die klootzakken nix meer gezien hebben, besluiten we vanop veilige afstand af te wachten tot het doodsbange beest zich terug durft te vertonen.

Aline houdt zich bezig met haar camera, ik zet het op een zoeken, tussen de losse stenen, naar mogelijke fossielen. Honderden stenen keer ik om en vind na een tijdje een leuk souvenir. Een stuk versteende houtstronk in de vorm van een leeuw, mijn dierenriemteken! Kort na deze vondst komt de pinguïn uit de bosjes en nog steeds op de hoede voor zijn onnozele achtervolgers van daarjuist, begeeft ie zich huppelend naar het water.

Nugget Point: volgende halte. Wij rijden een klif tegemoet en parkeren onze camper waar het baantje stopt. Vanaf nu moeten we te voet verder. Ook hier siert een vuurtoren de top, het is een blijft een gevaarlijke plaats voor scheepvaart, dat is duidelijk. Hier zien we vanop een hoogte hoe bontzeehonden voor hun jongen zorgen. We installeren ons in een uitkijkcabine en wachten tot we geeloog-pinguïns zien. We zien er maar 3, alwaar omdat een paar onnozelaars het nodig vinden om met hun knalrode windjacks duidelijk in het zicht van de beesten te gaan staan ipv in het daarvoor geschikte kotje te gaan kruipen.Het begint te schemeren en we moeten nog richting Dunedin.

Ken je die mop van die 3 Chinezen en de Japanner? Neen? Wel er waren eens 3 Chinezen in een grijze auto, die op een lente-avond aan wildlife-spotting gingendoen. Na dit alles begonnen ze aan de lange, slingerende afdaling over een gravel road. Blijkbaar voelde Chinees-chauffeur zich in een goede bui, hij was immers op stap met 2 vrouwen en ging vlotjes over de keitjes. Tot hij een bocht aansneed en ik denk, o-oh dit komt niet goed. Terwijl ik nog deze gedachtengangmaakte, nam ie zijn bocht veel te wijd en maakte de Japanner een kleine slingerbeweging. Duidelijk achterwielaandrijving! En het ging van links naar rechts, wij lagen al in een deuk van het lachen en dan moest het nog beginnen; die kerel maakte de grootste fout wat je kan doen als je op een gravel road, in een bocht aan het slippen raakt: REMMEN! De wagen draait zo'n 270° en komt vlak voor een strandhuis tot stilstand. Hi-la-risch! Iets verder dan dat huis stond een bord, Kaka-point: 2km. "Tja, bij die Chinezen zal het geen 2 km meer zijn" zeg ik en we lachen nog geruime tijd door.

We komen aan in Dunedin, zoeken een kampeerplaats, onze watertank is immers helemaal leeg en heeft dringend nood aan een refill. We kraken een flesje wijnen slapen in en lekker uit. Dunedin, het Gaelic voor Edinburgh, is een stadje gecreëerd door Schotse kolonisten en dat is er aan te zien ook. Weiland en veldenworden hier niet meer gescheiden door de gekende afsluiting met paaltjes en draad, maar met stenen op elkaar gestapeld tot een muurtje van een meter hoog.Het stadscentrum zullen we 's avonds verkennen, eerst gaan we naar Otage Peninsula, het schiereiland bij Dunedin, waar zich het oudste, maar ook enige kasteel van Nieuw-Zeeland bevindt. Een bescheiden kasteel, dat me niet helemaal kan bekoren alsook een botanische tuin met inheemse bomen en planten. Na dit bezoekje gingen we naar een albatros-kolonie, die zich bevond op de top van een klif en in de schaduw van , ja hoor, alweer een vuurtoren. Grillige kust hier :-)Het is het broedseizoen voor deze beesten en alles is afgesloten, toch komt een commercieel-gezinde albatros af en toe boven onze hoofden vliegen.3 meter spanwijdte, het is indrukwekkend.
Het centrum van Dunedin wordt verkend. Mij lijkt het een aangename stad, Aline is minder overtuigd. We wandelen wat rond, doen ook wat boodschappen en rijden naar Oamaru, waar we een Blue Penguin Colony zouden aantreffen. Het is al laat als we Dunedin uitrijden en vergeten te tanken.

Onderweg stoppen we in Moeraki.Daar liggen de Moeraki Boulders, bijna perfecte stenen bollen, zomaar op één plaats op een enorm lang strand. De bollen spatten na verloop van tijd uit elkaaren vallen uiteen in stukken steen die langs de binnenkant eruitzien alsof ze met Pattex aan elkaar gelijmd zijn. We zien de sandflies zo op en neer springenen haasten ons terug naar de wagen, we hadden ons niet ingesmeerd met een repellent-spray. Onderweg komen we nog enkele tankstations tegen, die gesloten zijnen die geen bankkaarten aanvaarden. Ik ben er gerust in dat we Oamaru nog gaan halen, Aline iets minder. "Desnoods overnachten we op de parking van een tankstation"zeg ik. 5 minuutjes later rijden we het stadje binnen en vinden nog een BP-tankstation dat open is. Ik tank 67,5 liter diesel, onze tank is 70 liter groot :)We bekijken de kaart op zoek naar een slaapplaats en de man van het pompstation begint stilaan op te ruimen om te sluiten. Klok geeft 21.55 weer.

's morgens begeven we ons naar de blauwe pinguïn kolonie. De blauwe pinguïn is de kleinste der pinguïns, zo'n 30 cm groot en 1kg zwaar. Blauwe bovenkant (zo ziet een mogelijk roofdier van boven moeilijk het verschil tussen de zwemmende pinguïn en het water, en witte onderkant, zo komen de vissen naar hem toe als ieboven hen zwemt. Oamaru was ooit een florisserende havenstad met steengroeve tot deze totaal achtergelaten werd eind jaren '40 door de complete verzandingvan de haven. Na 35 jaar werd er eindelijk besloten om grote kuis te houden en de verroeste machines van haven en steengroeve te verwijderen. Tot hungrote verbazing hadden tientallen pinguïns zich ingegraven onder oude steengroeve-machines. De werktuigen werden weggehaald, de boel werd proper gemaakt enenkele groene jongens staken de handen bij elkaar en stichten een onderzoekscentrum. Voor beelden van deze merkwaardige beestjes:
http://www.penguins.co.nz

Na onze rondleiding wacht ons terug een lange rit naar Kaikoura, waar Aline met dolfijnen gaat zwemmen en waar we whale-watching gaan doen. Christchurch, een stad die als ontstaansreden had het overbrengen van een streng gelovig Anglicaans regime met normen en waarden in Nieuw Zeeland, en waar eigenlijkniets speciaals te zien valt, laten we aan ons voorbij gaan. Wildlife zegt ons duidelijk meer dan de meest Britse stad van dit land, en gelijk hebben we!

tot later!


dinsdag 13 november 2007

Napier -> Southern Alps

De dag na onze fameuse Tongariro-crossing vertrokken we naar Napier. Napier ademt het mediterrane badplaats-gevoel uit. Palmbomen rond de parken, brede voetpaden, iets ouder publiek (mensen zullen wellicht hier genieten van hun oude dag); kortom het doet me denken aan een kleinere versie van Cannes,Nice, St-Tropez, maar dan zonder de beau-monde.Napier, een stadje aan de oostkust van het Noordereiland, tevens wijnhoofdstad van deze regio, staat bekend als het Art Deco-centre van Nieuw-Zeeland.

Waarom? Wel, in 1931 trof een aardbeving met kracht 7,9 op schaal van Richter deze kuststad en liet, zoals je al kunt vermoeden, niet veelrecht. Er werd dan maar besloten om het volledige stadje terug op te bouwen in éénzelfde, moderne stijl, inderdaad jij snuggere lezer: de art deco-stijl. We beginnen aan een kleine wandeling doorheen het centrum en komen allebei tot de conclusie dat een ganse dag trotten tussen rotsblokken en keitjes een beetjenefast is voor de kuitspieren de daaropvolgende dag.Trappen op- en aflopen, je voelt het echt wel!

Enfin, we zijn niet echt van het klagerstype en genieten van onze reis én het goede weer. Het is immers een zonnige dag en dat is in Aotearoa, het land vande grote witte wolk, zoals dit land door zijn oorspronkelijke bewoners, de Maori, werd genoemd, voor ons de eerste keer sinds we hier aangekomen zijn! Het is hier nu volop lente, maar het weer zit niet echt mee. Zelfs de Kiwi's vinden het niet zo leuk, normaliter zou het beter weer moeten zijn. Doch dit terzijde.

In Napier staat er ook een standbeeld van een zeemeerminnetje, zoals in Kopenhagen, maar dan in Maori-versie, best wel grappig.We bezoeken ook het New-Zealand Aquarium, alwaar we een beeld krijgen van wat er precies in deze wateren rond zwemt, en ik kan je garanderen, het is een bonteverzameling van mooie, maar ook lelijke beesten. Kwamen we aan het Kiwi-noctuarium, inderdaad jij snuggere lezer,kiwi's zijn wel degelijk nachtdieren... jawadde dadde, ik die dacht dat kiwi's vroeger weleens door een Maori, die zat te kakken tussen de Kauri-bomen, als wc-papier-surrogaat werden gebruikt, mocht deze toch wel interessante gedachtengang, zowaar opbergen. Na de geschiedenisles zitten we nu in de biologieklas.Een kiwi is een vleugelloos vogeltje, telt 2 poten, een rond lijf, een kleine ronde kop en een enorme rechte snavel. Vergelijk het met een voetbal waar een golfbal op gemonteerd staat met een strootje. Ze worden met uitsterven bedreigd en ze kunnen ongelooflijk schattig zijn. Ze leggen van alle vogelsoorten ookhet grootste ei (tis te zeggen: verhouding vogel tot het ei). Voor meer info omtrent deze toch wel opmerkelijke vogel die niet vliegen kan (
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kiwi%27s)

Met een gerust geweten (we hebben eindelijk een levende Kiwi gezien) rijden we door naar Wellington, de zuidelijkste stad van het noordereiland en tevenshoofdstad van dit land. Op de kaart weerhoudt de afstand tussen beide steden zicht tot een kleine 350km. De geschatte beste tijd om dit traject te overbruggen,(namelijk 3,5u) wordt ruimschoots overschreden, we doen er uiteindelijk meer dan 5u over! Nieuw-Zeelandse wegen zijn echt niet van dezelfde makelij als de onze; om jullie een idee te geven: autostrade zoals wij dat kennen, komt hier over het gehele land nog geen 100km voor, een beetje in Wellington en een beetje in Auckland. wat zij hier beschouwen als highway, zijn straten die bij ons het formaat "steenweg" krijgen; een vak op en een vak neer, mits wat geluk, links en rechts een beetje plaats voor fietsers. Die plaats maakt in de bergen dan weer plaats (hey , leuke woordspeling niet?) voor een steile rotswand langs de ene kant en een diep ravijn langs de andere. Dit alles neemt niet weg dat het lekker sjeezen geblazen blijft onderweg, ook met aangepaste snelheid!

Wellington dus, we komen er 's avonds aan om er 's morgens alweer te vertrekken. We gaan de oversteek maken naar het zuidereiland, wat door alle Kiwi'sbeschouwd wordt als het mooiste eiland, meer variatie in landschap, meer natuur, ... Het blijkt ook zo op papier, ongeveer de helft van dit deel Nieuw-Zeeland is gekleurd als "National Park".Dus wij de boot op en 3u20min later komen we aan in Picton. Picton... om de een of andere reden moet ik daarbij altijd denken aan een strip van de Rode Ridder. Veel stelt het niet voor, er wonen ook maar 4000 mensen dacht ik. Tot nu toe hadden we op de landkaart altijd rood ingekleurde banen bereden (dezogenaamde highways), ja inderdaad jij snuggere lezer, deze keer werd dat patroon doorbroken.

Ons volgend objectief, Abel Tasman National Park, kon alleen bereikt worden via een geel ingekleurde weg, de secondary roads... Na een tergend langzame maar bicepsonderhoudende tocht raken we de bergpassen door en over.Het is waar wat ze zeggen, het is ook echt zo. Van het ene op het andere moment kan je terechtkomen in een totaal ander landschap, en deze zonnige dag maakthet er alleen maar beter op!
Marahau wordt onze stop in het park. Aline wil hier het sea-kayaken uitproberen. Aangezien gans dit gebied beschermd landschap is, mag er niet vrij gekampeerd worden en zoeken we voor de 2e keer een camping op. Komt goed van pas, batterij van de pc opladen, batterij van de camera en batterij van de gsm(ware het niet dat we de komende 2 dagen zonder ontvangst zullen zitten en door het constant zoeken naar een beschikbaar netwerk, deze al na een kleine dagweer helemaal plat blijkt te zijn). Eten, douchen, maffen. (althans dat probeer ik, maar om de een of andere reden;zijn het de kussens?, is het de matras?, de beperkte beenruimte?; geraak ik maar niet in slaap, ik die nochtans na 5 minuten al zwaar in dromenland kan zijn)

Soit, het is alweer ochtend, en die stond heeft goud in de mond. Is al een oud gezegde, binnen 15 jaar zal het gezegde als volgt luiden: de ochtendstond heeftne witte gebleachte smoel ofzo, zo ver deze uitermate flauwe mop van mijnentwege!
Tom, een oudere doch energieke, goedgeluimde kiwi legt ons de knepen van het "sea-kayaken" uit. Zo'n ding heeft gewoon een roer, dat je met pedalen dientte besturen. Na wat safety-oefeningen en training op zee, is het zover. Rustig peddelen we doorheen de golven, langs de kust, al eens diep in de zee,..maar na een paar uur landen we terug op vaste bodem. We moeten immers nog wat kilometers afleggen.

Van hieruit gaat het naar Punakaiki, alwaar de Pancake Rocks zich bevinden. Daar komen we bij valavond aan en zoeken een plaatsje om te overnachten.De pancake rocks zijn bizarre rotsformaties, die uniek zijn in de wereld. Wetenschappers zijn er tot op heden nog niet voor de volledige 100% aan uitgeraakthoe deze bijzondere erosie tot stand kan/kon komen. Na dit mysterie der natuur te hebben aanschouwd, geven we onze .... paarden de sporen richting Franz Josef.Onderweg stoppen we eventjes om een foto te nemen van een "opgepast, overstekende pinguïns"-bord. Op het noordereiland hadden we er ook al eentje gezien, maar dan met een kiwi! Zo'n bord zijn we tot op heden spijtig genoeg niet meer tegengekomen.

Franz Josef, zowaar een kunstmatig dorp; je moet echt zoeken naar een huis dat geen motel/bar/restaurant/tourist office is. Een snel te vergeten dorp, datzijn bestaansreden alleen dankt aan de gletsjer in de buurt, inderdaad jij snuggere lezer, de Franz Josef Glacier. Zoals de naam al laat vermoeden, is dezegletsjer vernoemd naar de toenmalige Oostenrijkse keizer Franz Josef. Het is natuurlijk de vraag of een land, wiens naamplaatsen zo mooi kunnen klinken, blij moet zijn met het feit dat de man (Julius von Haast), die voor de eerste keer deze gletsjer bedwong, die dan ook prompt herdoopte in de naam van zijn keizer.We denken eraan om een helicoptervlucht te boeken en bovenop de gletsjer te landen, maar na rijp beraad besluiten we van een "guided tour" te nemen. Het isregenachtig en bovenop de gletsjer hangt er een heus pak nevel en mist, wat het mooie uitzicht zwaar belemmert. Deze gletsjers (samen met de Fox & Tasman glacier)zijn uniek in de wereld omdat ze afdalen van gebieden met eeuwige sneeuw tot aan regenwoud vlakbij de kust. Eerst dient een wandeling van een dikke drie kwartier afgelegd te worden naar de onderkant van de gletsjer. In de verte loert een massa steengruis, rotsen en een ongelooflijke hoeveelheid ijs op ons te wachten.

Eenmaal aangekomen beginnen we aan de klimtocht, gespen onze spikes aan de schoenen, luisteren aandachtig naar de instructies van onze gids, en hop, het ijs op.Troy, zo heette die man, haalt zijn pikhouweel boven en hakt zich een weg naar boven of maakt ie de kleine, voorgevormde tredes net iets zichtbaarder. Deze gletsjer is de Ferrari onder de gletsjers, aldus Troy. Hij beweegt zich voort met een snelheid van 1,5m per dag!! (wat is een gletsjer? ........)En blijkt ook nog eens een groeiende gletsjer te zijn, en dat in tijden van "global warming", eat your heart out Al Gore :-)Het regent hier in deze regio 240/250 dagen per jaar, dat betekent op serieuze hoogte enorme massa's sneeuw, wat op zijn beurt dan weer resulteert in eensteeds groeiende gletsjer! Over het traject van deze 13km lange ijsrivier wordt er door het gevallen sneeuwvlokje op de top zeventig jaar over gedaan alvorenshet beneden smelt.

Soit, zover een beetje aardrijkskunde dan weer! "Anybody suffers from claustrophobia?" vraagt de gids, hij vertelt dat er twee weken geleden een mooie"spleet" gevonden is en aangezien deze ijsmassa voortdurend in beweging is, wordt dit dus een tijdelijk hoogtepunt van ons gletsjerbezoek. Er gewoon rechtdoorstappen blijkt me niet te lukken, ik draai me 90° en glij langsheen de ijswanden de scheur in het ijs binnen. Nooit gedacht dat ijs zo mooi kon zijn, eenwerkelijk diepblauwe gloed omringt ons. Het is haast marmer!Nu is het tijd om aan de afdaling te beginnen, dit blijkt andere koek te zijn dan het klimmen. Als we bijna beneden zijn, krijgen we het bezoek van een kea,een inheemse, nieuwsgierige papegaai, die zich op het ijs zet en zich niets aantrekt van de ijsklimmers, die op 2 meter van hem aan het afdalen zijn, en zich rustig blijft wassen en de veren glad strijken.

's Avonds gaan we nog iets drinken in een bar, posten nog wat op de blog en rijden door naar Lake Matheson, waar we zullen overnachten.Nieuw-Zeeland heeft ongelooflijk veel meren en die zijn dan nog eens van een uitzonderlijke schoonheid. Als je een foto op een kalendar, op een poster, waar dan ook ziet, is de kans groot dat dit meer hier ligt.Het regent ondertussen pijpestelen en we begeven ons richting Fox Glacier, die andere, grote ijsrivier in de buurt. Hey, je hebt niet elke dag de kans om een gletsjer te zien! Jij snuggere lezer :-)Deze gletsjer dankt zijn naam aan het moment dat, ergens omtrent 1870, de toenmalige premier deze plaats bezocht en deze prompt herdoopte met zijn naam.Stel je voor: Jupiler wordt Leterme-bier, Jan Breydel stadion wordt de Dehaene Dome, het Atomium de Verhofstadt-ballen,....

Enfin, het water valt met bakken uit de lucht, ik doe mijn waterproof kledij aan en begeef me richting gletsjer. Deze keer hou ik het bij een afstandszicht. Deze gletsjer is dan weer een terugtrekkende,maw hij krimpt. Tijdens de heenrit zagen we een plaat: "1750: glacier here!", een kleine kilometer later "1935: glacier here!" en vanaf dat punt stond de gletsjerzo'n 3,5 km verderop.Global warming? Niet bijzonder, gletsjers groeien en krimpen, ze liggen er niet wakker van. Zo groeide die andere gletsjer tussen 1985 en 1996 zo'n 2 km!

We laten de Nieuw-Zeelandse Alpen voor wat ze zijn en "heading for Jackson Bay", een plaats waar we kuifpinguïns (Surf's Up!) en zeehonden moeten kunnenzien. Ondertussen klaart de hemel helemaal open en komt de zon er terug door. Benieuwd wat deze dag zal brengen....

take care!

maandag 12 november 2007

Foto's

eerst, tekst later.
zoals jullie al konden lezen, lijd ik een beetje aan slapeloosheid, wroeterigheid in bed en serieuze wallenkwekerij!
Mijn verslag volgt later, ik ga nu eerst nog enkele pintjes in de camper drinken, misschien slaap ik zo wel een hele nacht aan één stuk door :-)
geniet van de foto's en tot later
kiss'n'hug

Nelson and Westcoast

Het is alweer even geleden, en bevinden ons voor het moment op een parking vlak naast een helicopter landingsplaats aan het kleine stadje Franz Josef. Dit stadje draagt dezelfde naam als de gletsjer, alwaar we voor vanmiddag een kleine “glacier tour” geboekt hebben, wat ons in staat moet stellen naar de onderkant van de gletsjer Frans Josef te stappen en zelfs een stukje omhoog op het ijs te wandelen. De vele helicoptervluchten die hier worden georganiseerd vliegen in een mum van tijd over deze Bergen (Mount Cook, Mount Tasman) om toeristen een glimps van hun toppen te geven. Vandaag is het echter wat bewolkt, dus de toppen blijken moeilijk zichtbaar vanuit het dal. Ondertussen dat k tijp doet Sander nog een klein ochtenddutje. Het kunnen slapen in de camper gaat hem niet zo vlot af als in zijn eigen bedje. Bovendien daalt s nachts de temperatuur genoeg opdat we regelmatig wakker worden als de ene of de andere het enige deken veroverd heeft.

Zoals jullie kunnen volgen op het kaartje zitten we nu al ongeveer in de helft van de westkust van het zuidereiland. We hebben de 9de November de boot genomen om over te steken tot in Picton, en vandaar uit hebben we de noorderkant van het eiland afgereden tot aan het Abel Tasman National Park. Hoewel de afstand maar een kleine 300km was, hebben we er toch bijna een ganse dag op gespendeerd. De bergritten maken het de lange campervan niet gemakkelijk, en de haarspeldbochten doen een gemiddelde snelheid van 75km per uur ook vlot dalen. Het doel van deze trip naar het noorden was het Abel Tasman National park, gekenmerkt door zijn mild klimaat, goudgele stranden. Omdat eindelijk het zonnetje er een beetje doorkwam, en van al dat zitten in de camper, we (lees IK) toch wat ectief wouden zijn, hadden we ons met een kajaktochtje beloond op zee. Bleek dit toch even vermoeiender dan de afvaart van de Lesse, omdat op zee de golven en wind en de getijden serieus in je voor of nadeel konden spelen. We zaten met twee in zo een toch wel goed uitgeruste kajak, dat dit op zich al voor de nodige hilariteit zorgde. Wanneer de een een beetje schommelt, of rustig zijn peddels laat rusten dan is de ander dat onmiddellijk gewaar. Je zou het weer een relatietest kunnen noemen, maar we hebben het toch doorstaan. Naar het einde toe, waren we dan ook vermoeid blij dat we onszelf maar een halve dag kajakken hadden opgelegd. Voldaan zijn we dan doorgereden naar de volgende bestemming na onszelf te hebben opgewarmd met een hete douche, en versgewassen kleren (alhoewel ik niet te spreken ben van de graad van properheid van dat machine).

Een lange tocht van het Noorden naar de westkust bleek iets vlotter te verlopen dan verwacht (met andere woorden iets minder bergpaadjes), en heeft gezorgd voor een korte stop aan de Nelson Lakes, alwaar je een prachtig zicht had over het meer en de met sneeuw beklede toppen. Een toch wel idyllisch plekje, al zijn we er maar kort gebleven. De vele muggen hadden ons al in de mot van zodra we de camper uitklommen voor een fotosessie, en hebben ons sindsdien niet meer met rust gelaten. We hadden er niet aangedacht preventief ons wat in te smeren, met alle beten, jeuk en rode plekjes als gevolg.

Het laatste wat nog te vertellen valt, en ook oorspronkelijk een must-see in Nieuw-Zeeland waren de pancake rocks. Rotsen, precies gevormd als verschillende pannekoeklaagjes op mekaar. een niet te verklaren natuurfenomeen, en natuurlijk enkele foto's waard.

Tot zover.. weeral de verhalen!
Het doet wel deugd te weten dat diegene die deze blog lezen er plezier in hebben. Het is inderdaad een toffe manier om het thuisfront nog op de hoogte te houden, en voor onszelf een geheugensteun wanneer we deze reis achter de rug is (we zitten al over de helft!!)Het is alweer even geleden, en bevinden ons voor het moment op een parking vlak naast een helicopter landingsplaats aan het kleine stadje Franz Josef. Dit stadje draagt dezelfde naam als de gletsjer, alwaar we voor vanmiddag een kleine “glacier tour” geboekt hebben, wat ons in staat moet stellen naar de onderkant van de gletsjer Frans Josef te stappen en zelfs een stukje omhoog op het ijs te wandelen. De vele helicoptervluchten die hier worden georganiseerd vliegen in een mum van tijd over deze Bergen (Mount Cook, Mount Tasman) om toeristen een glimps van hun toppen te geven. Vandaag is het echter wat bewolkt, dus de toppen blijken moeilijk zichtbaar vanuit het dal. Ondertussen dat k tijp doet Sander nog een klein ochtenddutje. Het kunnen slapen in de camper gaat hem niet zo vlot af als in zijn eigen bedje. Bovendien daalt s nachts de temperatuur genoeg opdat we regelmatig wakker worden als de ene of de andere het enige deken veroverd heeft.

Zoals jullie kunnen volgen op het kaartje zitten we nu al ongeveer in de helft van de westkust van het zuidereiland. We hebben de 9de November de boot genomen om over te steken tot in Picton, en vandaar uit hebben we de noorderkant van het eiland afgereden tot aan het Abel Tasman National Park. Hoewel de afstand maar een kleine 300km was, hebben we er toch bijna een ganse dag op gespendeerd. De bergritten maken het de lange campervan niet gemakkelijk, en de haarspeldbochten doen een gemiddelde snelheid van 75km per uur ook vlot dalen. Het doel van deze trip naar het noorden was het Abel Tasman National park, gekenmerkt door zijn mild klimaat, goudgele stranden. Omdat eindelijk het zonnetje er een beetje doorkwam, en van al dat zitten in de camper, we (lees IK) toch wat ectief wouden zijn, hadden we ons met een kajaktochtje beloond op zee. Bleek dit toch even vermoeiender dan de afvaart van de Lesse, omdat op zee de golven en wind en de getijden serieus in je voor of nadeel konden spelen. We zaten met twee in zo een toch wel goed uitgeruste kajak, dat dit op zich al voor de nodige hilariteit zorgde. Wanneer de een een beetje schommelt, of rustig zijn peddels laat rusten dan is de ander dat onmiddellijk gewaar. Je zou het weer een relatietest kunnen noemen, maar we hebben het toch doorstaan. Naar het einde toe, waren we dan ook vermoeid blij dat we onszelf maar een halve dag kajakken hadden opgelegd. Voldaan zijn we dan doorgereden naar de volgende bestemming na onszelf te hebben opgewarmd met een hete douche, en versgewassen kleren (alhoewel ik niet te spreken ben van de graad van properheid van dat machine).

Een lange tocht van het Noorden naar de westkust bleek iets vlotter te verlopen dan verwacht (met andere woorden iets minder bergpaadjes), en heeft gezorgd voor een korte stop aan de Nelson Lakes, alwaar je een prachtig zicht had over het meer en de met sneeuw beklede toppen. Een toch wel idyllisch plekje, al zijn we er maar kort gebleven. De vele muggen hadden ons al in de mot van zodra we de camper uitklommen voor een fotosessie, en hebben ons sindsdien niet meer met rust gelaten. We hadden er niet aangedacht preventief ons wat in te smeren, met alle beten, jeuk en rode plekjes als gevolg.

Het laatste wat nog te vertellen valt, en ook oorspronkelijk een must-see in Nieuw-Zeeland waren de pancake rocks. Rotsen, precies gevormd als verschillende pannekoeklaagjes op mekaar. een niet te verklaren natuurfenomeen, en natuurlijk enkele foto's waard.

Tot zover.. weeral de verhalen!
Het doet wel deugd te weten dat diegene die deze blog lezen er plezier in hebben. Het is inderdaad een toffe manier om het thuisfront nog op de hoogte te houden, en voor onszelf een geheugensteun wanneer we deze reis achter de rug is (we zitten al over de helft!!)